Een voetzoeker vloog door het normaal zo beschaafde wereldje van Amerikaanse classici. Op een conferentie van de Society of Classical Studies gaf Dan-el Padilla Peralta de status van het vak een onverwachte opdonder. Weg met de Classics, want dat is een bolwerk van racisme en “whiteness”, betoogde de Princeton-hoogleraar van Dominicaanse komaf in januari 2019.
Volgens Padilla Peralta, expert in de geschiedenis van Rome, heeft het vak bijgedragen aan institutioneel racisme en ongelijkheid. ‘Als je bewust een wetenschappelijke discipline zou ontwerpen waarvan de instituties en toegangsprocedures expliciet bedoeld zijn om de legitimiteit van wetenschappers van kleur te ondermijnen, dan had je het niet beter kunnen doen dan de klassieken.’
De gemoederen liepen hoog op. Collega-wetenschapper Mary Frances Williams nam het woord en – zich alvast verontschuldigend dat ze beledigend zou overkomen – verdedigde de klassieken, die ons de concepten van vrijheid, gelijkheid en democratie hadden geschonken. En, zo voegde ze toe: ‘Ik geloof in verdienste. Ik kijk niet naar de kleur van een auteur. Jij hebt je baan misschien gekregen omdat je zwart bent, maar ik zou liever denken dat je je baan hebt gekregen vanwege je verdiensten.’
Waarop Padilla Peralta antwoordde dat hij hoopte dat het vak zoals Williams dat zich zag, snel zou uitsterven.
Naar het schijnt zijn de verhoudingen, sinds wat is bekend komen te staan als “Het Incident”, nog steeds verstoord. De wonden zijn nog lang niet genezen en het antieke erfgoed ligt open en bloot onder het bekende woke-vergrootglas. Zeker ook omdat alt right en extreem rechts de klassieke Oudheid claimen en bij hun protesten – zoals in Charlottesville, waar een antiracistische activist tragischerwijs omkwam – marcheren onder banieren van het oude Romeinse Rijk. Intussen proberen Amerikaanse classici uit te leggen waarom die claim historisch onjuist is; ook geven ze rekenschap van de duistere zijden van de Oudheid – slavernij, seksisme, imperialisme.
Zo schreef Donna Zuckerberg in 2018 het boek Not All Dead White Men, met als ondertitel ‘Classics and Misogyny in the Digital Age’. De zus van de Facebook-oprichter fileert de alt right bloggers (‘manosphere’) die teruggrijpen op klassieke bronnen om hun reactionaire, seksistische en soms zelfs racistische denkbeelden te legitimeren.
Ondanks dat tegengas vanuit academische specialisten om de Oudheid te redden uit de klauwen van racisten en andere foute types, is de toekomst van de klassieken als academische discipline – niet geheel toevallig het thema van bovengenoemde conferentie – op zijn zachtst gezegd onzeker. Maar als het aan de overzijde van de Atlantische Oceaan stormt, dan kan een briesje aan deze zijde toch niet uitblijven, zoals debatten over racisme en uitsluiting na Black Lives Matter ook zijn overgewaaid?
En jawel, ook in Nederland zijn inmiddels kritische geluiden te horen. Zo pleitte David Rijser, bijzonder hoogleraar Recepties van de klassieke Oudheid aan de Rijksuniversiteit Groningen onlangs in NRC voor uitbreiding van het curriculum van het gymnasium met de vakken Hebreeuws en Arabisch. Er zou meer aandacht moeten komen voor de invloeden die de Grieken en Romeinen hebben ondergaan vanuit het Nabije Oosten. Idem dito voor de nawerking van het klassieke erfgoed in latere tijden – met name in de Arabische wereld, waar de klassieke teksten vertaald werden toen Europa nog in de donkere Middeleeuwen verkeerde.
Volgens Rijser biedt dat meteen een mooie kans om de gymnasia ook populairder te maken onder allochtone jongeren – zeker die van Turkse en Marokkaanse afkomst, als ze zo zullen zien dat hun eigen culturen zich ook ooit laafden aan die Griekse en Romeinse bronnen van filosofie, kunst en wetenschap. ‘De souks en medina’s van Turkse en Noord-Afrikaanse steden zijn in feite precies dat waarvan Ostia of Pompeii ruïnes zijn. Laat dat zien aan nieuwe Nederlanders, zodat ook zij zich thuis voelen op het gymnasium.’
Anderen willen nog veel verder gaan. Doek het gymnasium maar helemaal op, betoogden hoogleraar onderwijskunde Michael Merry en stadsgeograaf Willem Boterman in juni vorig jaar. De wetenschappers van de Universiteit van Amsterdam onderzochten de stand van zaken bij de gymnasia in de hoofdstad en schetsen een treurig beeld. Volgens hen houdt het ‘elitaire’ schooltype de sociale ongelijkheid in stand, ongeveer zoals de privéscholen in Engeland dat daar doen – met als verschil dat de Nederlandse gymnasia nota bene door de belastingbetaler worden bekostigd.
En aan de Vrije Universiteit klaagde een studente enkele jaren geleden dat de studie Oudheidkunde een ‘onvolledige, eurocentrische en racistische kijk’ op de geschiedenis geeft, waarin de bijdrage van de zwarte mens aan de westerse civilisatie miskend wordt.
Zo trilt het wereldje van classici onder bevingen die dit keer niet worden voortgebracht door aardschokker Poseidon, maar de kritische buitenwacht. Is het traditionele curriculum, waarbij de Romeinen en Grieken gelden als de unieke bronnen van de Westerse cultuur, misschien te eurocentrisch? Is er op de Nederlandse universiteiten genoeg oog voor invloeden uit andere culturen, van Afrika tot Azië, of worden die onder het tapijt geschoven?
En zijn onze zelfstandige gymnasia verworden tot schier onneembare bastions van de lelieblanke polderelite? Hebben Merry en Boterman gelijk dat gymnasiasten met hun schoolkeuze alvast een optie nemen op het pluche onder hun white privilege ass? En wat doen classici zelf eigenlijk om sociale ongelijkheid tegen te gaan?
****
‘Ook binnen ons wereldje van klassieke talen vind je personen die aanhaken bij het “woke-debat’, bevestigt universitair docent antieke wijsbegeerte Bert van den Berg, in zijn werkkamer aan de Leidse universiteit. ‘Daar zijn uiteenlopende redenen voor. Soms is het vanwege een persoonlijk motief, zoals in het geval van een collega met een migratieachtergrond. Het kan ook helpen bij het binnenhalen van fondsen, omdat het een actueel thema is, het past bij de tijdgeest. Maar de discussie loopt hier niet zo hoog op als in de VS.’ Het standpunt van Padilla Peralta, dat de klassieken als vakgebied te wit zijn en maar beter opgeheven kunnen worden, vindt hij ‘te extreem’.
Al wordt daarover veel beweerd dat bij nader onderzoek nogal moeilijk hard te maken blijkt, voegt Van den Berg toe. Zo is er een wetenschapper die de Griekse filosoof Pyrrho als een vroege boeddhist (1) beschouwt. ‘Maar uit de bronnen weten we niet veel meer dan dat hij in India is geweest.’
Nigeria
Onder studenten klinkt voorzichtige kritiek. ‘Binnen het wereldje van classici is de blik nog wel eenzijdig gericht op Europa, en gelden Cambridge en Oxford als het summum’, zegt Emma Correa Mendez, masterstudent Classics & Ancient Civilizations in een bruin Leids café. ‘Aan de universiteit van Ibadan in Nigeria kun je bijvoorbeeld ook klassieke talen studeren, maar als je dan vraagt of daar ook mee samengewerkt wordt, kijken ze je glazig aan.’ Anderzijds ziet ook Correa Mendez dat er steeds meer aandacht is voor andere thema’s. ‘Zo doet Casper de Jonge, hoogleraar Grieks in Leiden, onderzoek naar migrant literature in de Oudheid. En is er in de master een vak over slavernij, mede op verzoek van ons studenten.’
Langzaam wordt een nieuwe weg ingeslagen, en dat vindt ze prima. ‘Van mij hoeft dit niet heel snel. Niet iedereen is links-progressief, en je wilt ook niet de wat meer conservatieve studenten uitsluiten, maar hen langzaam kennis laten maken met de waarde van deze nieuwe benaderingen.’
Van den Berg beaamt dat studenten verwachten dat je thema’s als ongelijkheid en slavernij bespreekt. ‘In dat kader bespreek ik wat Aristoteles schrijft over ‘natuurlijke slavernij’. En dan kan ik bijvoorbeeld laten zien dat zijn teksten tijdens de Burgeroorlog in het zuiden van de VS gebruikt werden om de slavernij te legitimeren. Dat is een terecht punt van Martin Bernal die in zijn controversiële studie Black Athena betoogde dat er, zeker in de 19de eeuw, allerlei bedenkelijke ideologische motieven waren om in Europa de klassieken te bestuderen.’
Maar hoe zit het bijvoorbeeld met de aandacht voor de rol van de vrouw in de Oudheid, nog zo’n punt waarop de klassieken diametraal andere standpunten hadden dan de modernen? ‘Soms krijg ik de vraag of ik niet meer vrouwelijke filosofen kan behandelen. Probleem is dat ze er vrijwel niet zijn; voor de klassieken ben je vrij snel klaar. In de latere traditie wordt dat anders, en daarin zijn ze wellicht onderbelicht. Maar los daarvan, het gaat mij vooral om interessante ideeën, en niet zozeer om wie ze geuit heeft.’
Dat er in de opleidingen aan de universiteiten meer aandacht is voor de niet-westerse bronnen van de klassieke Oudheid, constateert ook Arjan Nijk, docent Grieks aan Universiteit Leiden en de Rijksuniversiteit Groningen. ‘Zo speelt de bestudering van het Nabije Oosten ook een rol.’ Maar volgens hem zitten critici er ook op een essentieel punt naast met hun aannames: ‘De opleiding pretendeert ook helemaal niet een antwoord te geven op de vraag hoe de moderne westerse cultuur in al haar aspecten, is ontstaan. Alsof de klassieken daarvan het enige fundament zouden zijn – er zijn veel meer invloeden en bronnen. Dat wordt al veel langer onderkend.’
‘Een andere vraag is of bepaalde bronnen bewust worden uitgesloten. Zo stellen sommige afrocentristen dat de Griekse cultuur eigenlijk een afgeleide is van de Egyptische, en dat die zwart zou zijn geweest. Volgens die denklijn heeft Aristoteles zijn filosofie overgenomen van manuscripten die Alexander de Grote gestolen zou hebben uit een tempelcomplex, toen hij Egypte veroverde. Als dat waar is, zou het uiteraard fout zijn om dat te verzwijgen. Probleem is alleen dat we geen enkel bewijs daarvoor hebben, en dat de chronologie ook niet in overeenstemming is met die hypothese.’
Over dit thema gingen classici Gerard Boter (destijds Nijks promotor) en Jaap-Jan Flinterman in 2015 op de Vrije Universiteit in debat met afrocentristen Sandew Hira en Djehuti Ankh-Kheru, naar aanleiding van bovengenoemde klacht van een VU-studente. Nijk: ‘Hoe terughoudend je je ook opstelt, je stuit op een probleem. Toen Boter en Flinterman zeiden dat ze zichzelf niet als eurocentrisch beschouwen, maar proberen om zo objectief mogelijk hun werk te doen, klonk hoongelach. Objectiviteit wordt in die kringen weggezet als een westers begrip, maar dan houdt de discussie wel een beetje op.’
De negatieve sentimenten van afrocentrische critici lijken gebaseerd te zijn op een gevoel van miskenning voor de prestaties van ‘zwarte’ Afrikanen. Zij verwijten classici dat die menen wel even te kunnen bepalen dat de oude Egyptenaren niet zwart waren. Nijk reageert: ‘Maar dat is gebaseerd op de iconografie van het faraonische Egypte. Daarin worden Egyptenaren met een bruine kleur afgebeeld, in tegenstelling tot Ethiopiërs, die met een zwarte kleur worden afgebeeld. Vervolgens halen afrocentristen zaken aan als het melanine-gehalte van opgegraven Egyptische mummies, om te bewijzen dat ze wel degelijk een zwarte huidskleur hadden… Dan denk ik: wie is hier nou racistisch?’
Afgezien van zwart, bruin en wit: wie bekend is met de geschiedenis van de antieke wijsbegeerte, weet dat de ideeën van Aristoteles uitstekend verklaard kunnen worden vanuit zijn intellectuele uiteenzetting met de Griekse filosofen voor hem. De hypothese van een – veel ingewikkeldere – route via gestolen Egyptische documenten die niet bewaard zijn gebleven en die ook nergens in de bronnen beschreven zijn, is veel onwaarschijnlijker. Van den Berg noemt de stelling dat de Grieken hun cultuur en filosofie uit Egypte gestolen zouden hebben ‘ideologisch ingestoken en bovendien compleet ongefundeerd’.
Die beïnvloeding vanuit Egypte was er wel degelijk op andere terreinen, en dat geldt ook voor het Nabije Oosten. Maar dat wordt ook erkend door classici, zoals onder meer terug te zien is aan het curriculum – de master in Leiden is niet voor niets omgedoopt tot Classics and Ancient Civilizations.
*****
Een ander vraagstuk is of de studie van de klassieken elitair is. Nijk: ‘Dat geldt duidelijk wel voor de gymnasia, en dat mag je zeker ter discussie stellen. Maar dat heeft niets met het curriculum van Latijn en Grieks te maken, maar met de sociaal-economische groep waartoe de leerlingen veelal behoren.’
Dat is ook de ervaring van Correa Mendez. Toen ze zelf op een scholengemeenschap zat, waar ze met een klein groepje Grieks en Latijn kregen, had ze nooit het gevoel dat de klassieken ‘elitair’ waren. ‘We hadden juist de oudste en meest vervallen lokalen, de woordenboeken vielen uit elkaar en werden nooit vervangen en werden door de rest van de school gezien als nerds. Maar toen ik via via mee mocht met een Rome-reis van een categoraal gymnasium in het Gooi zag ik een heel andere kant, veel meer in overeenstemming met dat elitaire. Het doceren van Grieks en Latijn creëert niet de elitaire connotatie, die komt voort uit wat anders. De link tussen gymnasium als instantie en elite is sterker dan tussen Grieks en Latijn en elite.’
Over die link ging ook het onderzoek van Merry en Boterman: gymnasia zouden een obstakel vormen voor achtergestelde sociale groepen. Correa Mendez herkent die kritiek. ‘Het is lastig om op een later moment in te stromen, als je dan pas ontdekt dat je Grieks en Latijn aan zou kunnen. Het is als een lift die je naar de top brengt, maar waar je alleen op de begane grond kan instappen.’
Bijlmer
En die lift is er niet overal voor iedereen. ‘Het is toch bizar dat er in de binnenstad van Amsterdam zoveel gymnasia zijn, maar dat je in stadsdeel Zuidoost tot twee jaar geleden nergens kon kennismaken met de klassieken. Mede dankzij docent klassieke talen Kurano Bigiman (die werd uitgeroepen tot Amsterdammer van het jaar 2020, PW) is er nu een afdeling met Latijn en Grieks op het ir. Lely Lyceum in de Bijlmer. Dat juich ik toe, de klassieken zijn voor alle leerlingen in dit land – niet exclusief voor de grachtengordel.’
En ook in andere plaatsen zijn er allochtone basisscholieren die voor ‘het gym’ kiezen. ‘Ik ben opgegroeid in een buurt die bekend stond als een achterstandswijk,’ vertelt student rechten Jamila (2). ‘Op de basisschool zat ik in een heel diverse klas, met kinderen van Marokkaanse, Surinaamse, Turkse en “Nederlandse” afkomst. Destijds was Wilders zeer aanwezig in het publieke debat met zijn uitlatingen over Marokkanen en moslims, zoals ik. Dat merkte je soms ook in de klas. Een – Hollandse – jongen op wie ik verliefd was, zei doodleuk “dat-ie echt nooit met een Marokkaanse zou gaan”.
Terwijl vrijwel al haar medeleerlingen naar een van de grote scholengemeenschappen in de wijk gingen, leerde Jamila het zelfstandig gymnasium – gevestigd in een welvarende buurgemeente – min of meer bij toeval kennen. ‘Op de basisschool was ik al een strebertje, dus toen ik begreep dat er ook zoiets bestond als het gymnasium, wou ik daar graag naartoe.’
Zo gezegd, zo gedaan. ‘Ik werd toegelaten en mijn ouders waren heel trots. Die zomer oefende ik met Google Translate om te converseren in het Latijn; ik was bang om achter te lopen. Maar bij de eerste les kreeg ik meteen te horen dat Latijn een dode taal is, en dat we het dus niet leerden spreken. Had ik al die vellen voor niets volgeschreven haha.’ Op het gymnasium was ze de enige met een kleurtje, uit een andere sociale klasse bovendien. ‘Ik voelde wel enige schaamte daarover. Mijn klasgenoten maakten we er ook van bewust, sommigen zeiden bijvoorbeeld: ‘Jamila, je bent gewoon zwart.’
Zou het dan toch waar zijn? Terug naar Merry en Boterman en hun stelling dat het gymnasium de sociale ongelijkheid in stand zou houden, doordat de elite zijn positie in de samenleving zo kan doorgeven aan hun kinderen. Eerst wat cijfers: in Nederland gaan ruwweg zo’n 30 duizend leerlingen naar een van de 42 zelfstandige gymnasia, en kiezen ongeveer evenveel vwo’ers op scholengemeenschappen Grieks en Latijn in hun vakkenpakket. Het onderzoek van Merry en Boterman focuste enkel en alleen op de hoofdstedelijke gymnasia; daarbij is hun voornaamste bewijs de link tussen het opleidingsniveau van de ouders en de eindexamencijfers van gymnasiasten.
Wat blijkt? Gymnasiasten behalen gemiddeld genomen iets hogere eindcijfers dan de ‘gewone’ vwo’ers: het verschil bedraagt zo’n 0,3 punt. En onder de ouders van gymnasiasten bevinden zich meer hoogopgeleiden (45 tegenover 31 procent). Niet echt wereldschokkend. Wat bovendien opvalt, is dat in 2018 – de meest recente cijfers uit het onderzoek – in Amsterdam al iets meer dan 20 procent van de leerlingen een niet-westerse achtergrond heeft, een percentage dat aan het toenemen is.
Ook Lidewij van Gils, universitair docent Latijn aan de Universiteit van Amsterdam, viel het op dat recent cijfermateriaal ontbreekt in het artikel. ‘In Amsterdam – waar hun onderzoek zich op richt – moet nu sinds een paar jaar geloot worden bij de aanmelding voor de middelbare school, en dat zal zeker invloed hebben op de statistieken.’ Loting zou immers, meer dan het traditionele aanmeldingsproces, gelijke kansen moeten opleveren voor allochtone scholieren.
Ondanks dat kritiekpunt erkent Van Gils dat Merry en Boterman universitaire classici aan het denken hebben gezet. ‘De maatschappelijke discussie gaat nu over kansengelijkheid, en daar staan wij óók voor. Daarom hebben we in januari 2021 een conferentie georganiseerd vanuit het onderzoeksinstituut Oikos – waarin de universitaire vakgroepen voor de klassieken samenwerken – onder de noemer ‘Shared Antiquity’.
Van Gils coördineert het thema van kansengelijkheid binnen Oikos. Doel van de conferentie was een antwoord formuleren op de actuele discussie over diversiteit en kansengelijkheid. ‘Dat geldt ook voor het curriculum van de studie: het besef dat de Oudheid breder is dan enkel de Griekse en Romeinse wereld, zowel in tijd als geografisch gezien, leeft al langer heeft al sinds de jaren negentig geleid tot opleidingen Oudheidwetenschappen waarin studenten ook de oude culturen van West-Azië bestuderen en vakken waarin de doorwerking – positief en negatief – van de Oudheid centraal staat.’ (3)
****
Wat de discussie lastig maakt, is dat het exacte aandeel allochtone studenten bij de klassieken onbekend is. Van Gils: ‘Ze zijn er wel, maar niet heel veel. Het is in mijn ogen sowieso een kwestie van de lange adem, omdat eerstegeneratiestudenten in het algemeen eerder voor studies als rechten en economie kiezen dan voor de geesteswetenschappen.’
Dat betreurt ze, want ze meent dat de bestudering van de Oudheid voor iedereen even relevant is, verwijzend naar de woorden van de eerder genoemde Kurano Bigiman: juist omdat het studieobject zo ver weg is in tijd en ruimte heeft niemand een ‘voorsprong’ bij de bestudering ervan. Niettemin waren de universitaire classici het eens dat de toegankelijkheid van het gymnasium – waar de pijplijn richting de universitaire studie van de klassieken begint – beter kan. Waar komt dat door?
‘Dat is een sociaal fenomeen: er zijn veel leerlingen op de basisschool die het schooltype überhaupt niet kennen, of denken dat het niet bij hen past’, reageert Van Gils. ‘Daarom willen beter gaan informeren wat Latijn en Grieks eigenlijk inhouden, aansluitende op bestaande initiatieven. Zo stuurt het Cygnus Gymnasium in Amsterdam eigen leerlingen langs de basisscholen. En zelf geef ik bijvoorbeeld ook voorlichting op basisscholen in Almere, mijn woonplaats.’
Daarnaast hielden Van Gils en co een landelijke enquête onder zo’n 1.700 leerlingen van zowel zelfstandige gymnasia als scholengemeenschappen, met Latijn en/of Grieks in hun vakkenpakket. De belangrijkste redenen om voor het gymnasium te kiezen zijn: graag uitgedaagd worden, en interesse in de Oudheid. Ze denken dat andere vwo’ers misschien bang zijn om een ‘nerd’ te worden als ze voor het gymnasium kiezen. Sommigen van hen vinden dat ook havisten en vmbo’ers de mogelijkheid moeten krijgen om meer te leren over Latijn en Grieks, al zou dat volgens de meesten zeker geen verplichting moeten worden.
Gitaarlerares
Maar wat blijkt ook, opvallend genoeg: net iets meer dan de helft is binnen hun familie de eerste ‘gymnasiast’. Dat betekent dat zeker niet iedereen automatisch uit hetzelfde elitaire milieu komt. Zo’n tachtig procent had vooraf geen idee waar ze aan begonnen. De een zegt getipt te zijn door haar ‘gitaarlerares’, de ander door haar ‘vriendin van het synchroonzwemmen’. En er zijn ook leerlingen die van niemand informatie hadden gekregen: ‘Ik wist niet eens dat ik Latijn en Grieks kreeg.’
Kortom, toeval speelt een grote rol – en dat zou niet zo moeten zijn, meent Van Gils. ‘Daar willen we iets aan doen: dat vind ik een betere oplossingsrichting dan het gymnasium maar meteen helemaal afschaffen.’
Terug naar de allochtone leerlingen die wel voor het gymnasium kiezen; wellicht is het – zoals Van Gils stelt – slechts een kwestie van tijd. Wat het overigens niet altijd even makkelijk maakt voor de voorhoede van allochtone leerlingen die als eerste voor dit schooltype kozen. ‘Als er een aanslag werd gepleegd door moslimextremisten, werd ik meteen daarmee geassocieerd’, vertelt Jamila over haar ervaringen in de klas. ‘Zelfs als het eeuwen geleden was. Ik weet nog goed dat we bij Grieks zaten, en dat de docent vertelde dat de Arabieren de grote bibliotheek in Alexandrië hadden platgebrand. Opeens waren alle ogen op mij gericht, alsof ik daar iets aan kon doen!’
Gelukkig had ze een bijzonder aardige mentor, een classicus, die haar goed begreep. En de situatie veranderde langzaam. ‘Toen in in de bovenbouw zat, kwamen er steeds meer kinderen met een kleurtje. Ik ben, ondanks de kleine en soms moeilijk toegankelijke wereld die het met zich meebrengt, blij dat ik voor het gymnasium heb gekozen. Dat heeft me laten zien wat er nog allemaal buiten mijn directe blikveld lag.’
Zo ging Jamila mee met de Griekenland-reis. ‘Geweldig! Ik overwoog zelfs om klassieke talen te gaan studeren, om daarna leraar te worden op een gymnasium. Zo zou ik zelf een rolmodel kunnen worden. Bovendien vind ik het heerlijk, om te zitten puzzelen op een moeilijke tekst.’
Zo ver zou het niet komen. ‘In de vijfde klas ging ik naar een proefcollege bij klassieke talen in Leiden. Dat was inhoudelijk interessant, maar het was wel een heel kleine wereld. Ik miste er mensen die me zouden uitdagen op het sociale vlak.’ Uiteindelijk koos ze voor rechten omdat dat een brede studie is waarmee je alle kanten uit kan. ‘En de ouders van een goede vriendin, die me altijd hebben geholpen, waren ook allebei jurist. Dat speelde mee in mijn keuze.’
***
En zo kwam er geen classica van Marokkaanse afkomst. Van den Berg erkent dat er winst te boeken valt: ‘Mijn uitgangspunt zou zijn om de studentenpopulatie diverser te maken. Leerlingen van allochtone herkomst zitten wel op de gymnasia en scholengemeenschappen, maar hier zien we ze niet zoveel. Dat kan ermee te maken hebben dat je vanuit een achterstandspositie misschien sneller kiest voor een studie die je zekerheid biedt. Een collega van Iraakse afkomst, die aan Arabische filosofie werkt, zegt dat zijn moeder nog steeds niet kan geloven dat hij zijn geld verdient met het bestuderen van oude manuscripten.’
De vraag of er genoeg diversiteit is in het wereldje van classici, kun je ook anders benaderen, meent Nijk. ‘Het is maar net hoe je ernaar kijkt. Zelf ben ik via moederszijde van Frans-Algerijnse afkomst. In Vancouver – toen ik daar studeerde – beschouwden ze me als ‘wit’, maar hier word ik vaak voor Marokkaan aangezien, de meest gestigmatiseerde bevolkingsgroep van Nederland. In de studie heb ik daar nooit last van gehad. Verder is de studentenpopulatie vrij wit inderdaad.’
Ook Nijk suggereert dat iemand uit een minder geprivilegieerde omgeving wellicht eerder een studie kiest waar je geld mee kunt verdienen. Bovendien: ‘Laten we niet doen of het een groot maatschappelijk probleem is, want het is zeker niet zo dat classici een machtige positie hebben in de Nederlandse samenleving. In Engeland misschien wel, daar heerst een andere cultuur en kun je met klassieke talen zo een topbaan bij een bank krijgen.’ Met een lach vol zelfspot: ‘Hier echt niet hoor!’
Intussen zijn classici op een ander punt zeker niet doorsnee, is zijn ervaring. ‘Er is wél veel diversiteit binnen de wereld van klassieken als het gaat om seksualiteit: hetero, homo, lesbisch, bi, a-seksueel…’
Maar zou meer diversiteit ook tot andere perspectieven leiden? Correa Mendez meent van wel: ‘Ik denk dat het een inhoudelijke verrijking is als er meer studenten zijn met een andere achtergrond. Als je met een groep witte, Noord-Hollandse christenen Flavius Josephus (Romeins-Joodse geschiedschrijver uit de eerste eeuw, PW) gaat lezen zal het toch anders uitpakken dan wanneer er ook mensen zijn die uit een heel andere hoek komen. Dat voegt echt wat toe. Zo heb ik ook veel waardering voor de Vlaamse classica Evelien Bracke, die met het programma Oude Grieken, Jonge Helden kinderen uit alle lagen van de samenleving probeert te bereiken.’
Met diezelfde Evelien Bracke organiseert Lidewij van Gils in januari 2022 een online congres over ‘Classics in Primary Education’. Met deelnemers uit allerlei landen, want deze discussie speelt bijvoorbeeld ook in de Verenigde Staten, Frankrijk, Engeland, Duitsland en Italië. ‘Met name in de VS wordt het debat emotioneel gevoerd, en is ‘classics’ zelfs een omstreden term geworden die in verband wordt gebracht met ‘white supremacy’, weet Van Gils. ‘Ondanks verschillen in nationale debatten en natuurlijk ook in schoolsystemen, denk ik dat we op het vlak van kansengelijkheid creëren veel van elkaar kunnen leren.’
Drempelverlagend
Jamila, die zelf deel uitmaakt van de doelgroep, is optimistisch. ‘Ik denk dat zo’n proces van meer diversiteit vanzelf komt, als er meer allochtone kinderen op gymnasia komen – en dat proces is al aan de gang. En daarnaast, maar dat geldt voor de hele universiteit, zorg voor meer diversiteit onder de docenten. Dat werkt drempelverlagend. Daar heb je geen positieve discriminatie voor nodig, het is ook of je er echt aandacht voor hebt.’
Zo is er langzaam maar zeker al een ‘verkleuring’ te zien van het gymnasium. Waarbij we moeten oppassen om het begrip diversiteit al te nauw op te vatten. Zo kun je ook wijzen op het verschil tussen stad en platteland: de meeste gymnasia staan in het westen van het land, in relatief grote gemeenten.
En dan is er nog het maatschappelijke vraagstuk van de vroege selectie in het Nederlandse onderwijs: bijna nergens wordt al op 12-jarige leeftijd gedifferentieerd naar niveau. En zeker sinds de invoering van het vmbo is het lastiger geworden om daarna alsnog door te stromen naar het hogere niveau van havo en vwo. In de grote steden hangt deze tweedeling (ten dele) samen met het vraagstuk van ‘zwarte’ en ‘witte’ scholen.
Mede daarom stelde de Onderwijsraad in april 2021 voor om een driejarige brugklas in te voeren. Als die er komt, zullen ook de categorale gymnasia zich uiteraard moeten aanpassen – waarbij te hopen valt dat hun relatieve kleinschaligheid en overzichtelijkheid, door velen gezien als belangrijke succesfactor, behouden blijft.
*****
Terug naar het (vermeende) eurocentrisme, en de vraag of er ook – zoals Rijser bepleit – Hebreeuws en Arabisch gedoceerd moet worden op gymnasia. En of we ook niet zouden moeten kijken naar het Verre Oosten, bijvoorbeeld naar China, de economische en politieke grootmacht met een rijke traditie? Met denkers als Confucius en Lao-Tse.
Prima, meent Nijk. ‘Dat curriculum van gymnasia mag van mij best aangepast worden, geef ook maar les in Arabisch of Chinees.’ Henk Schulte Nordholt, sinoloog en publicist (onder meer Is China nog te stoppen?) sluit zich daarbij aan: ‘Of het goed zou zijn als gymnasiasten meer zouden leren over de Chinese beschaving? Zeker, zoals ze ook meer zouden kunnen leren over de Arabische beschaving, die ook een verlichte periode heeft gekend.’
Schulte Nordholt studeerde sinologie in Leiden, in de jaren zeventig, toen de studie vooral in het teken stond van de klassieke poëzie, het confucianisme en het taoïsme. China zat onder Mao potdicht en journalisten konden er niet komen. Pas eind jaren zeventig kwam daar verandering in door de opendeurpolitiek van Deng Xiaoping. ‘Toen de eerste westerse bedrijven zich mochten vestigen in China, kreeg ik de kans om daar te werken voor een Nederlandse bank. Dat was magistraal: er was nog maar een handjevol buitenlanders, we voelden ons als ontdekkingsreizigers.’
De Culturele Revolutie van Mao had intussen niet alleen Boeddha-beelden en tempels verwoest, maar ook de eeuwenoude kennis van rituelen. ‘Chinese vrienden die geïnteresseerd zijn in de oude cultuur gaan nu naar Taiwan, waar die nog wel bewaard is gebleven. Maar ook op het vasteland ontdekken de Chinezen het verleden weer. Daar ontstaat nu een soort hybride denken, van staatscommunisme en confucianisme. Op Confucius-scholen laten de rijken hun kinderen de oude etiquette bijbrengen, maar dat gaat om niet door de partij gesanctioneerde privéscholen.’
Waar westerlingen – tot aan politici toe – vaak weinig kennis hebben van die Chinese beschaving, is in Chinese academische kringen wel veel kennis van de westerse beschaving. ‘Daar zijn bijvoorbeeld wetenschappers gespecialiseerd in individuele westerse filosofen, zoals Hegel.’ Omgekeerd meer aandacht voor China zou alleen daarom al logisch zijn. Daarbij waarschuwt Schulte Nordholt cultuurrelativisme, met te veel begrip voor misstanden in het communistische land. ‘Er is ook een vrij liberale periode geweest in China, in de jaren twintig van de vorige eeuw. Helaas heeft Xi de openheid van Deng Xiaoping niet doorgezet. Sinds zijn aantreden wordt het vrije discours weer aan banden gelegd.’
Baudet
Waar China zijn eigen liberale verleden ontkent, proberen alt right-types de klassieke Oudheid juist te claimen als legitimatie voor omstreden politieke standpunten, zoals Zuckerberg laat zien in haar boek. In Nederland is de bekendste vertegenwoordiger FvD-partijleider Thierry Baudet. Niet voor niets is het logo van Forum voor Democratie getooid met een klassieke tempel. Problematischer is dat Baudet zijn fascinatie voor de Oudheid combineert met crypto-fascistische begrippen als ‘boreaal Europa’ (lees: blank Europa), zoals in zijn spraakmakende Uil van Minerva-speech. Tot grote ergernis van classici.
‘Het imago van het gymnasium wordt vooral verneukt door Thierry Baudet en consorten, die doen alsof ze de vriendjes van de klassieken zijn’, sneert Correa Mendez. ‘Dat zijn ze niet! Op wat vreemde eenden na, hebben classici niks met die groeperingen. Die toe-eigening door rechts speelt al heel lang, met name in de VS. Het probleem is dat dit nu mainstream lijkt geworden.’
Maar hoe moeten classici daarmee omgaan? ‘Je moet niet Baudets gebrekkige Latijn gaan corrigeren, zoals sommigen nu doen. Dat begrijpt toch niemand buiten ons vak, en als hij hierna wel perfect Latijn weet uit te kramen, waar gaan we hem dan op pakken? Nee, geef hem vooral inhoudelijk weerwoord. Laat zien dat zijn opvattingen geen feiten zijn over de Grieken en Romeinen, maar meningen.’
****
Van den Berg: ‘De alt-right kringen eigenen zich de klassieken toe, door die te zien als een bewijs voor de westerse superioriteit en rationaliteit – alsof de Grieken en Romeinen een soort voorbereiding vormen op ons. Dat laatste is onzin natuurlijk. En juist daarom moet je studenten leren om intelligent te lezen. Kijk, elke interpretatie wordt tot op zekere hoogte gekleurd door de eigen tijd, daar ontkom je niet aan. In de 19de eeuw werd Plato’s Staat anders gelezen dan nu. Waar de grens ligt? De duiding van teksten uit de Oudheid moet niet enkel en alleen politiek geëngageerd zijn.’
Want – los van alle ideologische strijd – volgens Van den Berg is het bestuderen van de klassieken ook een ambacht, waarin je teksten probeert te reconstrueren, in hun context te plaatsen en heel nauwkeurig vast te stellen wat er nu echt staat. ‘Dat soort onderzoek (4) vind ik zeer waardevol. Van NWO (de grootste geldschieter van academisch onderzoek, PW) moet liefst alles ‘maatschappelijk relevant’ zijn, maar de reconstructie van teksten uit de Oudheid vormt de basis van ons vak.’
De docent antieke wijsbegeerte ziet wel mogelijkheden in de receptie van de Grieks-Romeinse filosofie in andere tijden en plaatsen: ‘Aristoteles wordt gezien als een westerse denker, maar zijn gedachtengoed is ook opgepakt in de Arabische wereld. Denk aan de grote islamitische filosofen Avicenna en Averroës. Je vindt tot in Ethiopië commentaren op Aristoteles’ Organon, zijn werken over de logica. Die receptie is dus veel breder dan alleen bij ons in West-Europa.’
Van den Berg leert nog steeds bij. ‘Zo sprak ik eens Jos Gommans, een hoogleraar die zich bezighoudt met het neoplatonisme in het Verre Oosten. Plato’s concept van de filosoof-koning zou al terug te vinden zijn bij het hof van de Mogol-keizer Akbar. Dan ben ik eerst sceptisch, maar als ik lees wat hij daarover schrijft, vind ik dat toch interessant.’
****
Zal het vak der klassieken uitsterven? Het lijkt waarschijnlijker dat classici zich, zoals integere wetenschappers in andere academische disciplines, zullen blijven ontwikkelen. Met steeds meer oog voor andere culturen en invloeden, en minder ontzag voor het traditionele beeld van Athene en Rome. Zoals in het curriculum van de middelbare school ook meer aandacht mag komen voor niet-westerse culturen, van Egypte tot China. Al zal het leren van notoir complexe talen als Hebreeuws en Chinees, gezien de beschikbare tijd in het rooster, alleen voor zeer gedreven scholieren een optie zijn.
Nee, de Oudheid had niet zoveel op met diversiteit en woke kun je de klassieken niet noemen – maar wel nieuwsgierig en kritisch. Met denkers als Sokrates, die stelde dat hij als enige der Grieken tenminste nog wist dat hij niets (zeker) wist, en daarom de wijste was. Het is die kritische houding, twijfel en nieuwsgierigheid die een vruchtbare bodem vormden voor grootse intellectuele prestaties. Die nog steeds de moeite van het bestuderen waard zijn.
Dit artikel is mede mogelijk gemaakt door het Steunfonds Freelance Journalisten.
Voetnoten:
1. Christopher Beckwith, Greek Buddha. Pyrrho’s Encounter with Early Buddhism in Central Asia, Princeton 2017.
2. *Jamila is een gefingeerde naam, uit overwegingen van privacy
3. Van Gils geeft als voorbeeld het werk van Willemijn Waal, directeur van het NINO (Netherlands Institute for the Near East), die hittitoloog én classicus is.
4. Van den Berg noemt als voorbeeld het Aetiana-project van Jaap Mansfeld en Douwe Runia.